Interview Hooverphonic: Viva la vocalisten!
Gepubliceerd op woensdag 1 juni 2016
Het Vlaamse Hooverphonic is een vocalistenavontuur aangegaan. Waar voorheen altijd één zalvend zingende dame aan de microfoon stond, maken bassist-songwriter Alex Callier en gitarist Raymond Geerts op het nieuwe album In Wonderland gebruik van diverse vocalisten, ook mannen deze keer. Monsieur Callier nodigt Bax Music uit in Hooverphonics nieuwe wereld van dansbare beats, melancholische strijkers en maar liefst zes leadzangers.
Tekst: Patrick Lamberts
De cinematische popgroep Hooverphonic kun je als een typische albumact bestempelen. Het onverwoestbare kernduo Alex Callier en Raymond Geerts presenteert steevast langspelers die als soundtracks zonder film aan je voorbij trekken. Door de jaren heen – Hooverphonic werd in 1995 opgericht – werden de heren continu bijgestaan door aantrekkelijke nachtegaaltjes, van wie Geike Arnaert en Noémie Wolfs de langste bijdragen leverden. In Wonderland bevat echter een selectie van tien liedjes die compleet los van elkaar staan en elk een eigen identiteit hebben. En er zijn voor het eerste meerdere zangers en zangeressen op een Hooverphonic-plaat te horen, die ieder aan hun ingezongen liedjes meeschreven. Een heel bewuste verandering van spijs die doet eten, aldus gesprekspartner Callier. “Normaliter neem je eerst drums, bas en gitaar op en pas in een laat stadium de zang. Wij hebben voor In Wonderland de volgorde omgedraaid en de zang van demotakes als uitgangspunt genomen, en vervolgens de gepogrammeerde strings en drums vervangen voor echte strings en drums, en later gitaar en andere sounds toegevoegd. Eigenlijk zou dat een uitgangspunt moeten zijn voor alle popmuziek, want in de pop is de stem toch wel het belangrijkst.
Overredingskracht?
Wanneer zijn de eerste bouwstenen van In Wonderland gelegd?
“Het album is een collectie van oudere en nieuwere composities. Er stamt bijvoorbeeld een nummer uit 2004, maar er zit ook een uitgewerkt idee van vorig jaar bij. Ik koos allemaal bestaande demo’s uit waarvan ik vond dat de stem was gemaakt voor het nummer. Soms is een bepaalde vocaal van een demo namelijk zo goed dat de vocalist van je eigen band er vervolgens niet meer aan kan tippen. De afgelopen jaren had ik zo’n goed gevoel bij een paar van onze liedjes. Ik zag geen ruimte voor verbetering meer. Toen Noémi vorig jaar besloot te stoppen en Raymond en ik de samenwerking met haar ook niet meer vruchtbaar vonden, was het een ideaal moment om enkele oude ideeën af te stoffen. Wonderwel stemden alle demovocalisten ermee in. Het kostte de nodige overredingskracht om iedereen te overtuigen, want in de takes zit soms een scheve noot en daar had een enkeling moeite mee. Maar ik vond dat er niet toe doen omdat de vibe en sfeer ervan ongelooflijk goed zijn. En voor mij draait muziek om energie en emotie; niet om de ‘perfect pitch’. De vocalen zijn dan ook niet opnieuw opgenomen.”
Demotakes
Hoe heb je de demo’s opgenomen?
“De zangpartijen zijn vaak opgenomen met een Shure SM58 microfoon die via een RME Fireface 400 audio-interface op de laptop was aangesloten. Heel simpel. Andere vocalen, onder meer die bij mij thuis zijn vastgelegd, namen we op met een Avalon VT-737sp preamp en een Neumann U87, een high end microfoon. Ik geloof echter steevast dat de essentie van een goede opnametake in de performance ligt. Met een goede vocalist en toegankelijk materiaal, zoals een SM58 en een M-Audio geluidskaart, kan een opname ook geweldig klinken. Uiteindelijk zijn instrumenten tools om je doel mee te bereiken, high end gear verzamelen moet geen doel op zich zijn.”
Voor het album Reflection (2013) kozen jullie opnamelocaties bij fans aan huis. Deze keer hebben jullie wederom op verschillende plekken in Europa opgenomen.
“Op locatie opnemen houdt het interessant en fris. Om elk jaar naar dezelfde studio terug te gaan is niet inspirerend. Ik ga liever naar een slechte repetitieruimte met goede muzikanten dan naar een piekfijne studio zonder sfeer. Het allerliefst ga ik natuurlijk met geweldige muzikanten naar een piekfijne studio met veel sfeer, haha!”
Hoe kennen jullie de vocalisten?
“Janie Price, Emilie Satt, Neil Thomas en Tjeerd Bomhof heb ik ontmoet tijdens een writing camp. EMI België organiseerde dat en ik was bij EMI Publishing getekend, en het leek me leuk. Het was ook heel boeiend en waardevol. Felix Howard, die onder meer met Amy Winehouse heeft gewerkt, heb ik via EMI Publishing in Londen ontmoet. Christa Jérôme ken ik via Marc Moulin, medeoprichter van Telex. En ik heb twee jaar bij The Voice België als coach gewerkt, waar Christa het eerste jaar mijn assistentcoach was.”
Melodieuze strijkers
Wat is – naast de zangpartijen – bij jullie het meest leidend bij het schrijven van een Hooverphonic-nummer?
“Wat de muziek van Hooverphonic typeert is dat het melodieus is. En natuurlijk de strings. Die zijn sinds het album Blue Wonder Power Milk Eden, uit 1998, altijd kei belangrijk geweest. Daarnaast is sfeer een pijler. We gaan van elektronisch, naar lyrisch, naar bombastisch, naar heel introvert. Ik heb één ding geleerd in deze twintig jaar lange carrière: je weet altijd waar je start, maar nooit waar je eindigt. Dat we een best eclectische band zijn, maakt ons soms moeilijk te volgen.”
Met welke plug-ins schrijf je de strijkerspartijen uit voor demo’s?
“LA Scoring Strings (Audiobro), String Ensemble (Native Instruments) en Berlin Strings (Orchestral Tools). Die klinken heel goed. Toch vind ik dat echte strijkers net dat beetje extra emotie en energie brengen. Ik vind dat de extra investering waard. Voor drumdemo’s gebruik ik Addictive Drums (XLN Audio). En voor piano Kontakt (Native Instruments). Guitar Rig (Native Instruments) klinkt ook echt niet slecht. Hoewel we veel analoog opnemen, zijn we niet snobistisch en kunnen we toegeven wanneer iets digitaals goed klinkt. Er is niet maar één manier. Als het maar werkt, is ons motto.”
Studio versus live
Houden jullie bij het maken van een studioalbum van te voren rekening met hoe jullie de muziek later live willen brengen of geven jullie jezelf carte blanche?
“We zien achteraf wel hoe we het gaan brengen. ‘Zorgen voor later’, zeggen we altijd. Soms brengen we een nummer live heel anders dan op plaat. Bijvoorbeeld als we de sound van het album niet kunnen benaderen. Dan willen we een song weleens helemaal uitkleden tot alleen piano en zang. Of we bouwen een heel introvert nummer juist heel erg uit. Maar daar proberen we tijdens opnames geen rekening mee te houden.”
En hoe zit dat qua instrumentenkeuze? Blijven jullie in de studio trouw aan de spullen die meegaan op tournee?
“Tijdens studio-opnames zijn we niet zo loyaal naar instrumenten. Live weer wel. Ik speel altijd op mijn Jerry Jones Longhorn Bass, een short scale Longhorn. Ik heb iets met short scales. Vooral met mjn Jerry Jones Longhorn. We nemen overigens nauwelijks vintage gear mee tijdens tournees. Als dat gestolen wordt, ben je het kwijt en kun je het niet zomaar terugvinden. En op het podium gebruiken we bijvoorbeeld steevast een Nord Stage, terwijl we in de studio altijd kiezen voor een echte piano, Wurlitzer of spring reverb. Maar je moet realistisch blijven en live moet het spul zo robuust mogelijk zijn. Onze enige uitzondering: we touren met een echte Ondes- Martenot. Een soort theremin-achtig instrument. Behoorlijk extreem om zo’n ding mee te nemen.”
Muzikantentips
Welke tip zou je je medemuzikanten mee willen geven?
“Verlies u niet in details. Of je nou Logic, Pro Tools of Cubase gebruikt: die programma’s bieden zoveel mogelijkheden dat je je er snel in kunt verliezen. Een goed liedje moet in de basis al speciaal zijn en zou met alleen gitaar en zang of alleen piano en zang al moeten grijpen. Een arrangement kan een liedje op z’n hoogst alleen maar uitvergroten. Bij het programmeren van drums: quantize niet te veel. Probeer zoveel mogelijk op vijftig of zestig procent te quantizen. Tenzij je dance maakt. Maar zelfs dan moet je een hihat niet retestrak quantizen, want dan haal je alle leven uit de muziek. Een simpele tip, maar die had ik op mijn vijfentwintigste graag gehoord willen hebben.” ♦
Hooverphonics Gearkeuze
Hooverphonic bestaat naast bassist en arrangeur Alex Callier en gitarist Raymond Geerts uit oudgedienden drummer Arnout Hellofs en toetsenist David Poltrock. Voor de huidige liveband hebben zanger Pieter Peirsman (Slow Pilot) en zangeressen Nina Sampermans (Ravvel) en Kimberly Dhondt zich bij deze heren gevoegd. Cedric Murrath, die vroeger enkel viool speelde bij Hooverphonic, heeft een tienkoppig orkest samengesteld. In totaal staan er dus zeventien man op het podium.
Gitaren: Gretsch White Falcon, Gretsch Country Gentleman, Gretsch Brian Setzer HotRod, Gretsch Duo Jet, Rickenbacker 365 (zessnarig en twaalfsnarig)
Basgitaren: Jerry Jones Longhorn, Fender Precision Bass (jaren zeventig), Gibson SG Short Scale, Hofner Violin Bass, Rickenbacker 4001 Versterkers: SansAmp Bass Driver DI, DigiDesign Eleven Rack
Toetsen: Nord Stage, Ondes-Martenot
Drums: Ludwig jaren zestig White Marine Pearl kit (20”/12”/14”) met een 18” vintage Premier floortom, Ludwig Flatbase hardware, Yamaha Steve Jordan snare (met woodhoops), Istanbul Hand Hammered cymbalen, Vic Firth SD4 combosticks, Vic Firth Jazz brushes, Remo Coated Pinstripe vellen op de toms, Remo Coated Ambassador op de snare, Remo Clear Powerstroke 3 op de bassdrum
Microfoons: DPA (live), Shure SM58, Neumann U 87, Neumann KM 184, vintage AKG C414, vintage AKG D12, Vintage AKG D19, Sennheiser 421 (opnames)
Dit interview verscheen eerder in Bax Music Magazine (Voorjaar 2016).
Nog geen reacties...